Gerard de Kleijn over Ron Jagers. (voorwoord bij het boek 39 en 40+)

Wie van de vier?

Ron Jagers gaat een oeuvre catalogus maken. Dat is opmerkelijk. De man die altijd probeert te ontsnappen aan zijn lot, de kunstenaar die zich in geen enkel hok wil laten duwen, een ongrijpbare artiest als Ron, die van de uitgeverij Kutron, die zijn eigen naam meestal met kleine letters schrijft, die veel eerder andere talenten op het podium trekt en presenteert dan zichzelf, de grote man die wars is van zelfpromotie en gek is op vermommingen. Laat die man zich vastleggen in een overzicht?
Ron Jagers is beeldend kunstenaar en nog veel meer. Hij is ook grafisch ontwerper, hij is quasi muzikant, hij is acteur en schrijver. Een echte kunstenmaker dus. Hij speelt muziek in De Stille Fanfare, hij acteert als voorzitter van de Prins Bernhardfanclub en hij schrijft zijn periodieken vol dat het een lieve lust is. Hij is niet voor één gat te vangen.

In dit voorwoord maak ik een klein groepsportret van de artistieke familieleden van Ron Jagers. Als de grote vier beeldend kunstenaars van Nederland beschouw ik: Jheronimus Bosch, Rembrandt van Rijn, Vincent van Gogh, Piet Mondriaan.
Ron Jagers heeft net als elke professioneel beeldend kunstenaar in Nederland van alle grote vier wel een tik meegekregen. Ron is net zo gefascineerd door het contrast tussen licht en schaduw als Rembrandt. Toch zie ik onvoldoende familietrekken. Rembrandt is lyrischer dan Ron, zijn werk emotioneert en ontroert; en dat is niet direct het orgel dat Ron bespeelt. Ron is meer uit op controverse en verwarring.
Vincent van Gogh dan? Net als Vincent heeft Ron weliswaar een zwak voor de zelfkant van de maatschappij. Toch is Van Gogh veel meer de domineeszoon gebleven, ook in zijn kunst, met een grote behoefte om te prediken. En die predikbehoefte is bij Ron onderontwikkeld.
Het volstrekt dwarse hebben Piet Mondriaan en Ron Jagers zeker gemeen. Maar het rechtlijnige in het werk van Mondriaan is bij Jagers ver te zoeken. Ron Jagers is in zijn werk veel wispelturiger, grilliger, minder gedisciplineerd en minder perfectionistisch vergeleken met Piet Mondriaan.
Is Jagers dan misschien verwant aan Jheronimus Bosch? Jheronimus Bosch schiep er in de late middeleeuwen een satanisch genoegen in om de RK clerus op de kast te jagen, de hypocrisie aan de kaak te stellen met artistieke middelen. Hij ontwikkelde een volstrekt eigen beeldtaal, een geheel eigen idioom. Anders dan Van Gogh had hij geen last van schuldgevoelens en depressies. Anders dan Piet Mondriaan had hij niet de behoefte om zijn werk theoretisch te duiden. Hij had genoeg aan zijn eigen fantasie, zijn dwaze invallen. Hij was en bleef een Bosschenaar die zijn eigen stad nooit verliet. Ron Jagers heeft inderdaad dezelfde anti autoritaire inslag als Jheronimus Bosch. In zijn atelier kent alleen hij de weg. En altijd opgewekt wanneer de winkelbel van zijn atelier rinkelt en die karakteristieke kop van hem achter een serie beeldschermen en kunstrestanten opduikt; in geen enkel opzicht gelijkend op de eenzelvige Vincent of Piet. En net als Bosch, is Ron Jagers altijd in zijn eigen stad blijven wonen, Amersfoort. Hij heeft ook datzelfde sociale, behoefte aan gezelligheid om hem heen, nieuwe mensen in de kunsten wegwijs makend, organiserend, bij elkaar brengend.
www.ronjagers.nl; www.lokaal4.nl; www.stadsgalerij.nl; www.staalkaartkunstenkrant.nl; www.zonenendochters.nl.

Is Ron Jagers een Belg?
Jheronimus Bosch heeft geen school gemaakt in Nederland. Zijn mentaliteit wordt eerder op waarde geschat in Brabant en Vlaanderen dan in Holland. De Belg Jan Fabre is bijvoorbeeld heel expliciet in het aanwijzen van Jheronimus Bosch als zijn inspiratiebron. Als ik op zoek ga naar de artistieke familie van Ron Jagers, kom ik automatisch bij Belgen terecht. Dan denk ik eerst aan de vier Belgen: James Ensor, René Magritte, Stephan Vanfleteren, David Claerbout. Stuk voor stuk kunstenaars die iets heel eigens hebben, die niet horen tot een bepaalde kunstschool of isme, die onverstoorbaar hun gang gaan, die hun eigen stijl zijn en een groot gevoel voor ironie hebben en mededogen met de underdog tonen.

James Ensor (1860) uit Oostende is niet een vertegenwoordiger van een bepaalde stijl, is een eenling in de kunstgeschiedenis. Zijn monumentale meesterwerk ‘De Intrede van Christus’ in Brussel in 1889 heeft dezelfde schokkende kracht als ‘De Hooiwagen’ van Jheronimus Bosch. Ensor spot met de kleine bourgeoisie, met de zelfvoldane burgerij, met de burgemeester en andere autoriteiten. De bisschop speelt tamboer-majoor.Hoewel ik het Ron nooit gevraagd heb, ben ik er zeker van dat hij houdt van dit confronterende werk, het werk van een oproerkraaier, in een geheel eigen kunstzinnige stijl. Zonder concessies aan de smaak van de Brusselse elite. Ron Jagers is de man die zijn welverdiende gemeentepenning in 2016 weer ter aarde bestelde uit ongenoegen over het beleid van het gemeentebestuur van Amersfoort (p.149).

Ook René Magritte (1898) is een solist in de kunstgeschiedenis. Magritte begon als ontwerper in een behangfabriek. Hij maakte veel affiches. Er bestaat een grote verwantschap tussen het grafische werk van Magritte en dat van Ron Jagers (p.111/144). Van Magritte is de beroemde uitspraak: ”Elk zichtbaar ding verstopt een ander zichtbaar ding.” Dat zou ook een quote van Ron kunnen zijn.
Stephan Vanfleteren (1969), Belgisch fotograaf, is bekend geworden met zijn fotoboek over Charleroi ‘il est clair que le gris est noir’. Vanfleteren zegt over Charleroi: “Ik kus haar op de mond ondanks haar stinkende adem.” Zwart-wit foto’s die sterk doen denken aan de persoonlijke foto’s die Ron in Berlijn maakte (p. 9/25), zoals die van de hongerige honden op de stoep van de slager (p.15).

David Claerbout (1969) is een toonaangevend Belgisch videokunstenaar. Ron Jagers heeft me wel eens verteld dat hij het werk van Claerbout bewondert. Net als Ron, maakt Claerbout graag zwart-witfoto’s, liever dan in kleur. Claerbouts foto’s en films hebben een thema dat in het werk van Ron ook vaak terugkomt: het verglijden van de tijd. Claerbout speelt met verstilling en minuscule bewegingen. Hij heeft een fascinatie voor de duisternis, wanneer het kijken, het luisteren en het voelen op scherp worden gezet. Ron Jagers deelt die fascinatie voor de duisternis met Claerbout (zie de black box op p.88 uit serie ‘Herinnering’).

Met veel Belgische kunstenaars heeft Ron Jagers dit gemeen: de hang naar ontregeling, het creëren van verwarring, het benadrukken van het moment, het relativerende, het lullige, het woordspelige, het paradoxale, het groteske, het lijfelijke, het bizarre, het bespottelijke. Zit er in België iets in de lucht waardoor heel verschillende kunstenaars toch een zelfde soort mentaliteit in- en uitademen? En hoort door een genetisch toeval Ron Jagers daar ook bij? Kunsthal KAdE heeft in 2014 een accolade gezet rond het werk van een serie Belgische kunstenaars (tentoonstelling ‘De Vierkantigste Rechthoek’). Gastcurator Tom Barman omschreef als gemeenschappelijke noemer: “Altijd met sneaky lef en een zin om keet te schoppen.” Met als toelichting: veel Belgische kunstenaars hebben de neiging het perspectief op de werkelijkheid altijd net iets te verschuiven. Het werk van de Amersfoorter Ron Jagers zou naadloos gepast hebben in deze tentoonstelling tussen Belgen als Koenraad Dedobbelaar en Michaël Borremans.

Memento Mori
Lange tijd heb ik het werk van Ron Jagers beschouwd als behorend tot twee verschillende werelden.
Een kunstenaar met twee zielen in zijn ene tors. De ziel van de fotograaf en de ziel van de performer.
De fotograaf die de eeuwigheid probeert vast te leggen.
De performer die de absurditeit van het hier en nu onthult.
Ik heb hem dat ook eens gevraagd, vooral uit bewondering voor zijn fotografisch werk. Mijn punt was dat Ron zich ‘verliest’ in allerlei vluchtige activiteiten van voorbijgaande aard, terwijl zijn ‘eigenlijke’ werk, zijn fotografie, onder de korenmaat blijft. Ron Jagers ontkende dit stellig. Hij beschouwt zijn werk als een ondeelbaar geheel. Met deze vraagstelling in het achterhoofd ben ik zijn overzicht ‘39’ gaan onderzoeken. Zijn er twee zielen (of meer) in één borst? Of is er één drive?

Wie het fotowerk van Ron Jagers bekijkt, ziet een Belg in Berlijn. Ron heeft een fascinatie voor de stadsbeelden in Oost Europa. Berlijn in DDR tijd, Praag, Budapest. Het zijn foto’s uit de jaren tachtig, die nostalgisch lijken omdat ze aan Nederland in de jaren vijftig doen denken.
Melancholie. Je ziet sjouwers, slagers en straathonden. Je ziet straatstenen, verval, vuilnisemmers, natgeregende sneeuw en kapot gewaaide paraplu’s. Zoals de Belg Vanfleteren Charleroi in zwart-wit fotografeerde, zo voelt ook Ron zich aangetrokken tot de schoonheid van het lelijke, de bijzonderheid van het gewone, de humor van het onbedoelde.
Ik zie ook een beetje Rembrandt in zijn foto’s, zoals dat meisje met die witte muts achter de ruit van de tram (p.12) en dat jongetje achter de winkelruit (p.29). Net Titus. De knoestige werkers op straat (p.10, p.18) doen denken aan de landarbeiders van Van Gogh. En ik zie Magritte, met een man op de rug gefotografeerd die in de struiken staat (p.42).

Op een gegeven moment begint Ron zijn fotografie te manipuleren. Daar komen wat mij betreft de mooiste series uit voort: ‘Ondergronds’ (p.52/55), ‘Passanten’ (p.62/65) en ‘Herinnering’ (p.74/91).
Er komt beweging in de foto’s. De beweging wordt niet bevroren, maar getoond. Bewogen beweging. De mensen worden schimmen. Het kind onttrekt de moeder aan het oog. De vrouw ziet geen hand voor ogen meer vanwege haar haar. De man lijkt te zweven, of is hij dood. De vrouw verdwijnt in een wolk van was. De contouren worden vager. Ron betreedt het schimmenrijk. Ron fotografeert niet alleen met het getob en gezwoeg van het dagelijks leven, maar ook het hiernamaals zoals Jheronimus Bosch dat deed. Memento Mori.
Het relativerende, het dwarse, de omkering, het net-iets-anders zit ook in het grafisch werk van Ron Jagers. Ron heeft een grafische opleiding genoten. Die grafische inslag deelt hij met René Magritte en Kurt Schwitters. Ook in zijn grafisch werk is Jagers ‘typisch Ron’. Niet bij voorbaat geheel naar de smaak van de opdrachtgever, de letters vallen van de pagina af, er moet omgekeerd gelezen worden, er kan zomaar iets lulligs inzitten, of ongepaste humor. En zelfspot.
Het leven is nu eenmaal absurd, dus leef. Dat is de mentaliteit van Jheronimus Bosch, en dat is in de performances en het grafisch werk van Ron Jagers terug te zien. Het is ook de mentaliteit van Joseph Beuys, Kurt Schwitters, Man Ray, Wim T. Schippers. Ron Jagers voegt een enorme portie dada en fluxus toe aan zijn werk, wanneer hij intervenieert, ontregelt, ludieke acties uitvoert, fictieve organisaties opricht, relativeert tot in het melige.
Zowel in zijn performances als in zijn fotografie, is Ron bezig met de tijd, met vergankelijkheid. Onder De Stille Fanfare hoor je alleen de tijd tikken, op weg naar nergens met onhoorbare muziek (p.104).
Zijn beste werk gaat altijd over tijd.
Hij zet de tijd stil (het rennende meisje naast een stilstaande auto, p.21).
Hij zet de tijd terug (de vervagende herinnering in gebrande was, p.81).
Hij verlangt terug naar de verleden tijd (de baby op schoot, p.95).
Wij hebben de tijd (hoe lang duurt het nog totdat de Verlosser komt, p.26, 30).
Zij heeft de tijd verloren (vrouw voor gesloten deur, p.86).
Hij lacht de huidige tijd uit (de Masterclass van uitgeverij Kutron, p.110).
Hij betrapt de tijd (de rappe schoenen, p.48, 49).
Hij relativeert de tijd (‘Is now’, p.65).
Hij heeft de tijd (‘Wachtende man’, p.41).
Een overzicht vol melancholie, omkering, pas op de plaats en memento mori. Gemaakt door een veelzijdig
kunstenaar met een ongebreidelde verbeeldingskracht.

Gerard de Kleijn
Amersfoort, 1 december 2018